Aandlandplicht en ongewenste bijvangst: de meest gestelde vragen - Stichting De Noordzee

Wat is de aanlandplicht, en hoe zit het nou eigenlijk met ongewenste bijvangst? Soms is het vakjargon lastig en is het moeilijk om te begrijpen waar de discussie precies over gaat. Stichting De Noordzee pleit ervoor de grote hoeveelheid ongewenste bijvangst op innovatieve manieren tegen te gaan. De aanlandplicht kan hierbij helpen. Hieronder duiken we deze ingewikkelde materie in.

Stichting De Noordzee heeft gekeken naar de gegevens over ongewenste bijvangst die overboord gezet wordt – in vakjargon discards genoemd – die wordt verzameld door de EU.  Deze data hebben we in onderstaande infographics verzameld. In de Nederlandse bodemvisserij gaat jaarlijks meer dan 70.000 ton vis overboord. Voor Nederland zijn de soorten met de grootste discards schar en schol. Het gaat hier met name om te kleine (ondermaatse) vis. Er wordt door Nederlandse vissers jaarlijks meer dan 30.000 ton schar overboord gezet, dit is bijna de helft van de totale discards. De andere helft bestaat met name uit schol. Van tong, de enige soort waarvoor de aanlandplicht nu al geldt, wordt veel minder teruggezet, zo’n 1600 ton. Een ander resultaat van de analyse is het belang van maaswijdtes in het discardprobleem. Vissen met een grote maaswijdtes, zoals bijvoorbeeld in de gerichte scholvisserij wordt gedaan, leidt tot aanzienlijk minder bijvangst dan vissen met fijne mazen; de verhoudingen tussen aanvoer en discards zijn praktisch omgekeerd. Als we kijken naar de ontwikkelingen sinds 2005 zien we dat er nauwelijks iets veranderd is aan het percentage discards, dat zelden onder de 50% uitkomt. Stichting De Noordzee vindt dat hier verandering in moet komen. We zijn van mening dat de aanlandplicht hier een belangrijke rol in kan spelen, door de visserijsector te stimuleren om tot innovatieve oplossingen te komen. Om de visserij hierbij te helpen organiseren wij bijvoorbeeld de VisHack en zijn we met de sector en overheid in gesprek over innovatietrajecten.

  


 


Het grootste deel van de discards overleeft niet

In het meest recente onderzoek van Imares wordt de overleving van schol geschat tussen de 4% en 28% en die van tong tussen de 8% en 48%. De overleving van schar is minder uitgebreid onderzocht, maar wordt geschat op 15%. Het onderzoek naar overleving is nog gaande, en deze resultaten moeten dan ook als indicatief beschouwd worden. 
Bron: Van Marlen, B., Molenaar, P., van der Reijden, K. J. et al. (2016). Overleving van discard platvis; vaststellen en verhogen. Wageningen: IMARES WUR.

* Stichting De Noordzee rekende op basis van openbaar beschikbare data van STECF uit hoeveel vis er jaarlijks overboord gaat in de Nederlandse bodemvisserij op de Noordzee. Voor vis die overboord gezet wordt gebruikt men de term discards . De getoonde getallen betreffen gemiddelde aanvoer- en discardhoeveelheden van commerciële soorten voor de Noordzee over de periode 2012 – 2014 (met uitzondering van de tijdserie in de laatste figuur). In de STECF data worden verschillende categorieën van vistuigen gehanteerd. In 2013 is er sprake van een grote uitschieter in de data die grotendeels door een enkele tuigcategorie veroorzaakt wordt. Deze categorie – BEAM genaamd – betreft een visserij met mazen.

 Download hier de infographics.


De aanlandplicht

Vraag 1: Wat is de aanlandplicht?
De aanlandplicht is ingesteld om het bijvangstprobleem aan te pakken. De aanlandplicht is een Europese maatregel die bedoeld is om het probleem van ongewenste bijvangst aan te pakken. Deze maatregel is ingevoerd bij de herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) in 2013. De aanlandplicht houdt in dat de vangst van vissoorten waarvoor een vangstbeperking geldt (bijvoorbeeld een quotum) aangevoerd moet worden en in mindering moet worden gebracht van het quotum. Ongewenste bijvangst mag dus niet meer overboord gezet worden. De maatregel geldt niet voor soorten waarvoor geen vangstbeperking geldt (bv. poon, mul, garnalen en sinds dit jaar ook schar), of soorten die op de verboden soorten lijst staat, zoals bepaalde beschermde haaisoorten. De maatregel wordt stapsgewijs ingevoerd; elk jaar vallen er meer soorten onder de aanlandplicht totdat de plicht in 2019 volledig is ingevoerd. 

 

Vraag 2: Wat zijn bijvangst en discards?
Bijvangst is het deel van de vangst waar de visser niet gericht op vist maar dat tijdens het vissen op de doelsoort wordt bijgevangen. Een deel hiervan wordt gewoon aangeland en verkocht, maar er is ook een deel dat ongewenst is. Zo vangt een tongvisser bijvoorbeeld ondermaatse schol en schar bij. In de praktijk wordt een deel van deze ongewenste bijvangst overboord gezet. Dit deel van de bijvangst noemt men “discards”. Het teruggooien van ongewenste bijvangst gebeurt om verschillende redenen, bijvoorbeeld omdat de vis geen of weinig marktwaarde heeft, omdat deze te klein is, of omdat de visser geen quotum (meer) heeft voor de betreffende vis. Het meest recente onderzoek laat zien dat het grootste deel van de discards dit niet overleeft (Van Marlen 2016). Zie ook ‘Reactie 1’, verderop.  

 

Vraag 3: Waarom is ongewenste bijvangst een probleem en om hoeveel gaat het?
Het overboord zetten van ongewenste bijvangst is in eerste instantie een probleem omdat het leidt tot voedselverspilling. Per jaar wordt er op de Noordzee tussen de 140 000 en 220 000 ton vis overboord gezet (Quirijns et al. 2014). Deze schattingen gaan alleen over commerciële vissoorten, dus bijvangst van zeesterren, krabben en andere bodemdieren is hier niet in meegenomen. In 2050 zullen er ruim 9 miljard mensen gevoed moeten worden en vis zal ook dan een essentiële bijdrage moeten leveren aan de eiwitvoorziening (UNEP 2016). Deze verspilling van eiwitten kunnen we ons dus simpelweg niet permitteren.

De Nederlandse visserij heeft een van de hoogste bijvangstpercentages van Europa (Quirijns et al. 2014). De hoeveelheid ongewenste bijvangst verschilt sterk per visserijtype maar kan hoog oplopen. In de fijnmazige sleepnetvisserij op tong wordt bijvoorbeeld bijna driekwart van de vangst teruggegooid (Van der Reijden 2014). Ongewenste bijvangst is ook een probleem van inefficiëntie: een groot deel van de bijvangst bestaat namelijk uit jonge vis. De jonge vis die overboord gezet wordt en sterft krijgt geen kans om door te groeien tot een volwassen marktwaardige vis, en ook niet om zich voort te planten. Door jonge vis niet meer op te vangen en door te laten groeien zouden er op termijn grotere vangsten gerealiseerd kunnen worden. Kortom, zonder ongewenste bijvangst maken we efficiënter gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

Ook is bijvangst een probleem omdat het goed beheer van kwetsbare vissoorten en overbeviste visbestanden bemoeilijkt. Zie voor verdere uitleg vraag 5. 

Vraag 4: Waarom is Stichting De Noordzee vóór de aanlandplicht? 
SDN pleit voor een sterke vermindering van de verspilling die ongewenste bijvangst met zich meebrengt en beschouwt de aanlandplicht als een geschikte maatregel om dit te bereiken. Het doel van de aanlandplicht is dat vissers selectiever gaan vissen zodat ze alleen díe vis vangen die ze willen en kunnen verkopen. De verplichting om ongewenste bijvangst aan te landen gaat vissers in eerste instantie geld kosten, onder andere door de extra verwerkingstijd en opslagruimte aan boord, maar ook doordat de bijvangst van het quotum wordt afgetrokken. Deze kostenpost kunnen vissers verkleinen door hun vismethoden aan te passen en selectiever te gaan vissen met minder bijvangst. Doordat de aanlandplicht de rekening van bijvangst neerlegt bij de visser, stimuleert de aanlandplicht innovatie en gedragsverandering. Op de langere termijn zou de vermindering van ongewenste bijvangst de visserijsector overigens economische voordelen kunnen opleveren door een voorziene toename in de visbestanden en de vangstmogelijkheden (Buisman et al. 2011). 

Wij geven toe dat het verminderen van de ongewenste bijvangst niet eenvoudig is voor de meeste Nederlandse vissers. Om de bijvangst drastisch te reduceren is innovatie essentieel, en wij werken dan ook samen met de sector en de overheid aan innovatieve oplossingen voor de aanlandplicht. Daarnaast staan in het regeerakkoord miljoenen gereserveerd voor innovatie. Laten we die snel inzetten om duurzame stappen vooruit te zetten. Op dit moment zijn de vangsten goed en wordt er weer geld verdiend in de Nederlandse platvisvisserij. Hierdoor bestaat er ruimte voor innovatie. Bovendien komt ook Europa vissers tegemoet met innovatiesubsidies om oplossingen te zoeken voor het bijvangstprobleem.

Kritiek en zorgen van vissers

In de media komt een aantal bezwaren naar voren die vissers tegen de aanlandplicht hebben. Hieronder gaan we op de belangrijkste van deze bezwaren in.

Reactie 1: “Geef babyvisjes een tweede kans” is een van de leuzen van de actiegroep Eendracht Maakt Kracht (EMK). Volgens de protesterende vissers overleeft het grootste deel van de teruggezette vis terwijl aangelande bijvangst vernietigd wordt. 
Volgens veel vissers is het terugzetten van jonge vis geen probleem. Zij zien de jonge vis levend wegzwemmen, en menen daarom dat het overgrote deel van deze vissen het overleeft. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt echter dat het percentage discards dat het op langere termijn overleeft erg varieert, afhankelijk van de soort, de vismethode en allerlei niet te controleren omstandigheden (zoals het seizoen en het weer) (Van Marlen 2016). Bijvoorbeeld voor schol, een belangrijke bijvangstsoort in de Nederlandse tongvisserij, varieert de overleving tussen de 4% en 28% bij een standaard trekduur van ongeveer twee uur (Van Marlen 2016). De grootste overlevingskansen komen alleen onder de meest gunstige omstandigheden voor, en het is maar de vraag hoe vaak deze in de praktijk optreden. Overigens is in de studie die hier wordt aangehaald geen rekening gehouden met sterfte die optreedt als gevolg van een verhoogde kans op predatie (door bijvoorbeeld meeuwen) na het terugzetten van de bijvangst. In de praktijk is de overlevingskans van discards dus waarschijnlijk lager. De beste manier om jonge vis te laten overleven is volgens SDN daarom om deze in de eerste plaats niet op te vissen door selectiever te gaan vissen. De aanlandplicht biedt overigens ruimte voor uitzonderingen op basis van een hoge overleving. Dat wil zeggen dat een visser bijvangst niet hoeft aan te landen als wetenschappelijk aangetoond kan worden dat deze een hoge overlevingskans heeft. Naar overleving – en manieren om overleving te vergroten – wordt daarom nu onderzoek gedaan. 

Reactie 2: Het aanlanden van bijvangst haalt de vis uit de voedselketen met schadelijke effecten voor andere dieren, zoals vogels en zeehonden. 
De populaties die nu profiteren van de teruggegooide bijvangst kunnen mogelijk wat teruglopen, maar zullen niet zomaar instorten. Het gaat hier bovendien om een beperkt aantal soorten – met name zilvermeeuwen, Jan van Genten en stormvogels. Het doel van de aanlandplicht is uiteindelijk om voedsel in zee te houden in plaats van te verspillen. 

Reactie 3: Vissen zonder bijvangst is onmogelijk. 
SDN erkent dat het in sommige takken van de visserij moeilijker is om ongewenste bijvangsten te verminderen dan in andere. Platvissen zwemmen niet zoals haringen en makrelen in scholen, maar leven als individuen door andere soorten heen. Toch is dit geen argument om dan maar niks te doen. Ook in visserijen met extreem hoge ongewenste bijvangsten kan er wat gedaan worden om de bijvangst te verminderen. SDN gelooft dat er nog veel onbenutte ruimte is voor experiment en innovatie. Om te zorgen dat deze ruimte maximaal wordt benut is het belangrijk dat er fondsen en andere ondersteunende voorzieningen voor innovatie beschikbaar zijn. Innovatie gericht op selectiever vissen met minder ongewenste bijvangst moet volgens SDN het speerpunt zijn in het aanpakken van het bijvangstprobleem. Daarnaast is het van belang dat dat deel van de bijvangst dat onvermijdelijk is een zo groot mogelijke overlevingskans heeft. Ook hier kan innovatie een rol spelen. Het deel van de ongewenste bijvangst dat niet vermeden kan worden door selectiever vissen en dat een lage overlevingskans heeft, zou vervolgens zoveel mogelijk benut moeten worden door het creëren van betere marktkansen.

Reactie 4: Als de aanlandplicht wordt ingevoerd gaat de visserij ten onder. 
Om aan de aanlandplicht te voldoen en ongewenste bijvangsten te verminderen zullen vissers op de korte termijn moeten investeren in het ontwikkelen van selectievere vismethoden, met hulp van financiering door (overheids)fondsen en in samenwerking met wetenschap en ngo’s. Op deze manier kunnen ze de kosten die gepaard gaan met het verwerken en aanlanden van de huidige bijvangsten beperken. Gelukkig is er voor deze investering op dit moment ruimte: Na jaren van soberheid wordt er weer goed geld verdiend in de Nederlandse visserijsector (Agrimatie, 1 april 2016). Op de langere termijn zal deze investering ook voor de sector gaan renderen: Omdat er meer jonge vis in zee blijft en kan doorgroeien kan er in de toekomst meer gevangen worden. In een wetenschappelijke studie van het LEI en IMARES wordt geschat dat 20% bijvangstreductie van schol de sector (voor kotters boven de 1500 pk) op termijn jaarlijks 2 miljoen euro zou kunnen opleveren. Bij een reductie van 100% loopt dit op tot 25 miljoen (Buisman et al. 2011). 

Reactie 5: Het gaat hartstikke goed met de Noordzee. De aanlandplicht is niet nodig voor bestandsbeheer. 
Door beter Europees visserijbeheer (dat onder andere tot stand is gekomen onder druk van milieu-organisaties) gaat het met een aantal commerciële visbestanden inderdaad goed. Er zijn echter ook soorten die nog onder druk staan of waar we niet genoeg van weten om er iets over te kunnen zeggen. Denk aan kwetsbare soorten zoals sommige haaien en roggen, maar ook aan commerciële vissoorten zoals de zeebaars. Overbevissing van zeebaars wordt voor een groot deel veroorzaakt door bijvangst in andere visserijen en kan dus alleen tegengegaan worden als er een effectieve aanpak van dit bijvangstprobleem is. De aanlandplicht kan hier een rol in spelen. Ook voor de visbestanden waar het nu goed mee gaat is er mogelijk ruimte voor groei als de bijvangst teruggebracht kan worden; omdat jonge vis de kans krijgt om door te groeien en zich voort te planten kan er op termijn meer verdiend worden. Dit is ook in het voordeel van de vissers. 

Een ander gunstig effect van een goed geïmplementeerde aanlandplicht is dat er betere vangstgegevens beschikbaar komen. Deze gegevens worden gebruikt door visserijbiologen om te schatten hoeveel vis er in zee zwemt en jaarlijks weggevist kan worden.  Het is nu erg moeilijk om goed te bepalen wat er werkelijk wordt gevangen en sterft aan de gevolgen van visserij, omdat een deel van de vangst overboord wordt gezet op zee. Onder de aanlandplicht krijgen we een beter beeld van wat er wordt gevangen. Dit komt dus indirect ten goede aan visserijbeheer. Dit heeft wel als voorwaarde dat de aanlandplicht goed gehandhaafd wordt.

Reactie 6: De Brexit is een veel groter probleem dan de bijvangst voor een duurzame visserij. We moeten geen tijd en energie verspillen aan andere zaken zolang de Brexit niet goed geregeld is.
Het besluit dat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie gaat verlaten heeft tot veel consternatie geleid in de Nederlandse visserij. Verschillende essentiële afspraken die nu via de EU geregeld zijn moeten opnieuw onderhandeld worden. Zo vissen er veel Nederlandse vissers in het Britse deel van de Noordzee, worden er onderling veel quota geruild en varen er een aantal Nederlanders onder Britse vlag. Het opnieuw onderhandelen van deze afspraken gaat veel tijd en energie kosten. Volgens sommigen is dit proces zo belangrijk dat het prioriteit moet krijgen boven het invoeren van de aanlandplicht. Volgens deze redenering kan de aanlandplicht beter uitgesteld worden. Hier is SDN het niet mee eens. Het feit dat de Brexit in goede banen geleid moet worden betekent niet dat alle andere maatregelen dan maar overboord gezet moeten worden. Brexit en de aanlandplicht staan los van elkaar. Het tumult dat Brexit heeft veroorzaakt in de visserijwereld laat vooral zien hoe belangrijk een gemeenschappelijk visserijbeleid is en waarom duidelijke afspraken tussen vissende landen ertoe doen.