Aanpak visserij-gerelateerd afval: een ronde tafel over producenten verantwoordelijkheid voor visnetten - Stichting De Noordzee

Op 3 juli 2021 is de Europese Single-Use Plastic richtlijn (EU)2019/904 voor minder wegwerpplastic in zee in werking getreden. Deze richtlijn pakt wegwerp plastic aan en wordt vaak SUP-richtlijn genoemd. Ook onderdeel van deze richtlijn is de aanpak van kunststof vistuig in zee en op stranden. Dit wordt gedaan via de invoering van producentenverantwoordelijkheid ofwel Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV). In Nederland zal deze UPV voor visnetten op 31 december 2024 in werking treden.

Op dit moment wordt er gewerkt aan de verdere uitwerking van deze UPV. Stichting De Noordzee zet zich in voor een effectieve producentenverantwoordelijkheid die daadwerkelijk bijdraagt aan de aanpak van visserijgerelateerd afval op Nederlandse stranden en in zee. Tijdens de ronde tafel werd besproken wat de oorzaak is van visserijgerelateerd afval en wat er nodig is voor een effectieve producentenverantwoordelijkheid.

Wat is uitgebreide producenten verantwoordelijkheid?

Producentenverantwoordelijk betekent dat producenten of importeurs (mede) verantwoordelijk zijn voor het afvalbeheer van de producten die door hen op de markt zijn (of worden) gebracht. Recent schreef de staatsecretaris van Ministerie Infrastructuur & Water – Vivianne Heinen in een brief naar de Tweede Kamer het volgende: “Het idee bij uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is om de ‘vervuiler’ te laten betalen én te laten organiseren, met als nadrukkelijk doel dat de ‘vervuiling’ afneemt of zelfs helemaal stopt”.

Een van de sprekers bij de ronde tafel, was Jelmer Vierstra, voormalig programmaleider Circulaire Economie bij Natuur & Milieu. Hij gaf een presentatie over de rol van UPV in een circulaire economie. Met een aantal voorbeelden lichtte hij ingevoerde UPV in Nederland en de ontwikkeling ervan toe. Vaak worden UPV ingericht voor 1.) verhogen recyclebaarheid en hoogwaardige recycling; 2.) voorkomen van zwerfafval; en 3.) herbruikbaarheid van een product ten behoeve van o.a. het beperken van verpakkingsafval. Een voorbeeld van UPV is die voor product verpakkingen (o.a. van papier, karton en plastic). Bij de implementatie ervan in 2012, zag het verpakkende bedrijfsleven dit alleen als een kostenpost die zo laag mogelijk moest worden gehouden. Het duurde even voor het bedrijfsleven de UPV ook zagen als een manier om de schade voor het milieu te beperken. Een van de meest langlopende UPV’s is die voor batterijen. Deze is ingesteld om milieuschade door giftige stoffen te voorkomen als batterijen in het milieu terechtkomen en om de terugwinning van waardevolle metalen te stimuleren.

In Nederland zijn er bijna 1.000 batterijproducenten. Die producenten zijn verantwoordelijk voor de verwerking van gebruikte batterijen. Er is een speciale organisatie opgericht waar producenten bij zijn aangesloten en die zorg draagt voor inzamelpunten in heel Nederland, verdere verwerking en recycling en het informeren van consumenten over het belang van het gescheiden inzamelen van batterijen. Het inzamelpercentage voor batterijen is nu gesteld op 45%. In 2020 werd dit percentage ruimschoots bepaald met 48%. In 2025 wil de Europese Commissie de inzamelpercentage verhogen naar 65%.

Voor de aanpak van zwerfafval is het instellen van inzamelpercentages niet voldoende, licht Vierstra toe. Bij zwerfafval in het milieu, in dit geval voor de aanpak van visserijgerelateerd afval, zijn er aparte doelstellingen nodig. Hoe preciezer hoe beter, zodat het bedrijfsleven gericht hiermee aan de slag kan. Daarbij is het ook belangrijk om maatregelen op te nemen die strikter zijn en worden genomen als doelstellingen niet behaald worden. Een voorbeeld zijn de afspraken die zijn gemaakt met het bedrijfsleven voor het inzamelen van kleine plastic flesjes. Het bedrijfsleven mocht eerst proberen om 95% minder kleine flesjes in het milieu te krijgen. De consequentie als dit niet zou lukken, was de uitbreiding van statiegeld op kleine plastic flesjes, die uiteindelijk volgde op 1 juli 2021.

Voor een effectieve UPV is het van groot belang dat producenten worden betrokken bij de verdere opzet ervan. Zeker in het geval van visnetten omdat de levensduur van een geheel visnet relatief lang is en vaak uit verschillende materialen bestaat. Ook kunnen delen en/of materialen tijdens haar levensduur vervangen worden bij beschadiging of verlies op zee.

Oorzaken van visserijgerelateerd afval

Visserijgerelateerd afval is nog steeds het meest gevonden afval op niet-toeristische stranden: 42% van het afval is visserijgerelateerd. Het gaat vooral om vispluis, stukken visnet en touwen. Netten en stukken visnet die in zee terechtkomen kunnen schadelijk zijn voor het zeeleven, omdat dieren erin kunnen verstrikken. Recent onderzoek van Max Planck Institute in samenwerking met het zeehondencentrum Pieterburen laat een stijging zien van het aantal gemelde zeehonden verstrikt in visnetten. Vermoedelijk zijn dit geen gehele visnetten maar delen ervan.

De tweede spreker– Wouter Jan Strietman, senior onderzoeker visserij & zwerfvuil op zee bij Wageningen Economic Research– doet onderzoek naar aangespoelde visnetten in de Noord Atlantische Regio. Strietman heeft een protocol ontwikkeld voor het analyseren van aangespoelde stukken visnet en het achterhalen van de bronnen ervan. Op die manier kan de juiste diagnose gesteld worden voor het probleem van dit type afval. In totaal zijn 211 >50 cm en 2.908 <50cm stukken visnet geanalyseerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in een rapport. Bij de analyse worden lokale visserij-experts en vissers betrokken. De grootte, maaswijdte, type materiaal van visnet, snij- en scheursporen aan de netten worden geregistreerd die meer duiding kunnen geven over bron, herkomst en oorzaken. Strietman maakt daarbij onderscheid tussen accidentally lost nets vs net cutting waste. Een typisch ‘accidentally lost fishing net’ heeft alleen maar gescheurde kanten. Typisch net-cutting waste heeft één gescheurde kant en drie gesneden kanten. Dit type afval wordt ook wel snijafval genoemd. Reparaties aan netten vinden vaak plaats aan boord op zee of aan de kade in de haven.

De hoofdconclusies van het rapport zijn:

  • er spoelen weinig tot geen gehele visnetten aan
    • alle geanalyseerde netten zijn stukken net, de meeste zijn relatief klein
  • belangrijkste bronnen van netten >50cm is de bodemtrawlvisserij die actief is in visserijgebieden in de buurt van de onderzoeksgebieden
  • de meeste kleinere stukken (<50cm) zijn snijafval (reparatiestukken en snijdsels)
  • de meeste grotere stukken (>50cm) zijn ook snijafval (reparatiestukken en snijdsels)

Strietman stelt dat inadequaat afvalmanagement de belangrijkste reden is dat deze stukken visnet in zee terechtkomen. Tijdens reparatiewerkzaamheden aan de netten kunnen afgesneden stukken net (‘afsnijdsels’) bedoeld of onbedoeld in zee terechtkomen indien ze niet op tijd worden verzameld en opgeruimd. In Nederland was dit de bron van 93% van de onderzochte grotere stukken visnet, in het hele onderzoeksgebied was dit 79%. Op basis van de uitkomsten wordt geconcludeerd dat de meest effectieve maatregel om nettenafval op stranden te voorkomen is om de verzameling en opslag van nettenafval aan boord te verbeteren.

Wat is er nodig voor effectieve UPV?

In Nederland is een kleine groep visnetproducenten actief. Zij zijn vanaf 31 december 2024 verantwoordelijk voor het voldoen aan het inzamelpercentage van 23% die elk jaar verhoogt zal worden met 3%. De vraag blijft: wat is er nodig voor effectieve UPV die voorkomt dat visserijgerelateerd afval in zee terecht komt? Dat betekent dus niet alleen het inzamelen van gebruikte visnetten. Dit is al relatief goed geregeld in de Nederlandse visserijhavens en gebruikte visnetten worden voor een groot deel gerecycled en het inzamelingsdoel kan daarmee relatief makkelijk gehaald worden. Wat een grotere uitdaging van deze UPV is om visserij gerelateerd afval in zee te voorkomen. Volgens Vierstra zijn de formulering van doelen en voorschriften voor een effectieve UPV daarom essentieel. Een voorbeeld is hiervan is het uitvoeren van een bepaald aantal bewustwordingscampagnes in een vastgestelde periode.

In de discussie kwam ook de invoering van statiegeld op visnetten ter sprake. Is het mogelijk om juist voor die reparatiestukken en snijdsels een berekening te maken hoeveel stukken net er nodig zijn bij reparaties en daarmee ook hoeveel weer ingeleverd kan worden? De vraag is wel hoe je de monitoring en registratie hiervan op een efficiënte manier opzet. Door de aanwezigen werd ook gedragsverandering aan boord als oplossing benoemd om het verzamelen en opslaan van netten te verbeteren. Ook is er een plek aan boord nodig voor het “opvangen” van deze snijdsels. Volgens Vierstra kunnen producenten een rol spelen in het stimuleren van “goed gedrag” door de ontwikkeling van bewustzijn campagnes en informatievoorziening bij de verkoop van visnet.

Vanwege het feit dat een visnet uit verschillende onderdelen en materialen bestaat die ook weer verschillende gebruiks- en levensfases hebben, is het optuigen van een statiegeldsysteem complexer. Daarbij is het formuleren van de juiste definitie van een visnet zeer belangrijk om de rol van de producenten zo helder mogelijk te krijgen omdat de oorzaken van de verschillende visnet onderdelen die in zee terecht komen, verschillend kunnen zijn en een andere aanpak behoeven. Gezien het milieuprobleem van juist de kleinere stukken net in zee, pleit Stichting De Noordzee om specifieke maatregelen in UPV op te nemen die gericht zijn op het voorkomen dat reparatiestukken en snijdsels in zee terecht komen, bijvoorbeeld met bewustwordingsmaatregelen en campagnes. Alleen het inzamelen van gebruikte visnetten is onvoldoende om het probleem effectief aan te pakken. Er is echt meer nodig.

Tot slot

Voor de verdere uitwerking van UPV voor vistuig in Nederland heeft Rijkswaterstaat dit jaar verder onderzoek laten doen door het advies- en ingenieursbureau Tauw. De resultaten zijn opgenomen in het hieronder te downloaden rapport. Eerder is een quickscan door Tauw uitgevoerd. Aangezien de vervuiling van visserijgerelateerd afval een transnationaal probleem is, pleit Stichting De Noordzee dan ook voor aansluiting op UPV’s die in andere Europese landen worden ingevoerd. Op deze manier kan dit middel zo effectief mogelijk worden ingezet binnen Europa en significant bijdragen aan schonere zeeën.

Uitwerking implementatie_ UPV Op vistuig 2022_Tauw

Marijke

Marijke Boonstra

Senior Projectleider Schone Zee

Geboren in Den Helder als dochter van een marineofficier, heeft de zee altijd een belangrijke rol in mijn leven gespeeld. De zee zit …
Profielpagina