Hoe de verdwenen overgangen tussen zoet en zout water het leven van trekvissen bemoeilijken - Stichting De Noordzee

De komende weken publiceren we vier verhalen en filmpjes over deze balans. Hoe leven en bewegen dieren in een veranderende Noordzee? Vorige week bespraken we waarom een diverse bodem belangrijk is voor de natuur in de Noordzee: kijk en lees het hier terug. Vandaag hebben we het over vismigratieroutes: hoe heeft onze veranderende delta invloed op het leven van trekvissen?

https://www.youtube.com/watch?v=YaXM1zyjlqM&feature=emb_title

Deze embed wordt niet getoond, omdat je geen toestemming hebt gegeven voor het gebruik van niet-functionele cookies. Alsnog akkoord?

Een nieuwe kustlijn en barrières tussen land en zee

Nederland ligt in de delta van drie grote Europese rivieren die in de Noordzee uitmonden: de Rijn, de Maas en de Schelde. Vroeger migreerden vissen vrij tussen deze riviersystemen, de kust en de zee. Maar in hun strijd tegen overstromingen hebben Nederlanders dit deltalandschap sterk veranderd. Veel geleidelijke overgangen tussen zoet en zout water zijn verdwenen. Intergetijdengebieden, slibben, kwelders en stranden zijn op verschillende plekken vervangen door dijken en keringen. De bekendste voorbeelden zijn de Deltawerken in Zeeland en de Afsluitdijk tussen Noord-Holland en Friesland. Net als sluizen en gemalen vormen zij barrières voor vismigratie. Dit heeft grote gevolgen voor natuurlijke processen zoals de groei van algen, zuurstofvoorziening en de nutriënthuishouding, en daarmee voor vissen die leven in zowel zoet als zout water in de Nederlandse delta.

Het verleden van migrerende vissen

De Noordzeekust en Nederlandse delta zijn zo sterk veranderd dat sommige trekvissen bijna of zelfs volledig zijn verdwenen. Voor hun voortbestaan moeten ze door de mens geherintroduceerd worden. De Rijn was in Europa tot de middeleeuwen een van de belangrijkste rivieren voor zalmen en steuren. Deze soorten leven op zee, maar zwemmen de rivier op om zich voort te planten. In het begin van de middeleeuwen zwommen er jaarlijks miljoenen zalmen de Rijn en Maas op. Toen al nam hun aantal sterk af door overbevissing en barrières zoals dammen. Ook zorgden kanalisatie, watermolens en landbouwgrond ervoor dat veel kiezelbedden bedekt werden met slib, terwijl deze kiezelbedden belangrijk zijn voor de voortplanting van deze vissoorten. Daarnaast speelde vervuiling een rol in de afname van de zalm. Momenteel zwemmen er per jaar nog maar duizend tot tienduizend zalmen de Rijn op. De zalm leeft hier nu dankzij uitzettingen in Duitsland. Van herstel van de populatie is nog geen sprake: de soort zou waarschijnlijk snel verdwijnen zonder hulp van de mens.

De steur, een vis die drie meter lang en driehonderd kilo zwaar kan worden, is al sinds het eind van de 15e eeuw zeldzaam in de Rijn. Momenteel is de populatie helemaal verdwenen uit Nederland. De Rijn lijkt in potentie geschikt voor succesvolle herintroductie, daarom wordt er momenteel onderzoek gedaan, o.a. door jonge steuren uit te zetten. Hun migratie en overleving wordt gevolgd met zenders en ze lijken de zee snel te kunnen vinden. Er zijn wel nog veel open vragen. Zijn de Nederlandse delta en achterliggende rivieren nog geschikt voor voedselvoorziening, migratie en voortplanting? Is de visserijdruk in de kustzone niet te hoog? Wat is het effect van scheepvaart en stuwen?

De herintroductie van de houting laat zien dat herintroductie soms werkt. De houting is een trekvis die rond 1930 verdween uit het stroomgebied van de Rijn en bijna uitstierf. De oorspronkelijke Noordzeehouting is helaas echt verdwenen, maar de herintroductie met een Deense ondersoort houdt zich nu sinds 2007 in stand en paait zelfs vaak al in het Nederlandse deel van de Rijn.

Vissen_Fig1_Levenscylclus_Paling
Figuur 1. Levenscyclus van de paling.

Ook de paling staat onder druk

Momenteel is de paling hét icoon van de vismigratie in Nederland. Volwassen palingen paaien in de Sargassozee (Figuur 1), waarna ze sterven. Uit de eieren komen palinglarven met lange vangtanden die leven van gezonken voedseldeeltjes. Na twee weken veranderen ze in een zogenaamd ‘wilgenblaadje’: een bijna doorzichtige larf. Door zeestromen bereiken ze de kust van Europa waar ze veranderen in glasaal. Glasaaltjes maken slim gebruik van selectief getijdentransport om zich te verplaatsen: bij opkomend water zwemmen ze naar de kust en bij eb gaan ze op de bodem liggen. Ze zwemmen naar het zoete water bij opkomend water. Na een aantal jaar in de zoete wateren groet de glasaal uit tot rode aal. Paling rondt zijn levenscyclus af als schieraal met een lengte tussen de 35 tot 45 cm voor de mannetjes. Vrouwtjes zijn groter: ze groeien tot ruim een meter lang. De volwassen palingen krijgen een zilveren gloed, grotere ogen, grotere vinnen. Zo zijn ze goed voorbereid op hun grotere reis van een paar 1000 kilometer richting de Sargassozee om zich voort te planten.

Het gaat slecht met de paling in Nederland. Eén echte oorzaak is niet aan te wijzen, maar een combinatie van klimaatverandering, habitatverlies, visserij en barrières langs de kust zorgt ervoor dat de populatie het moeilijk heeft. En de grote reis van de alen die daadwerkelijk opgroeien tot volwassen schieraal wordt door de vele gemalen en waterkrachtcentrales al bij de start bemoeilijkt. Op de grotere rivieren en kanalen zijn er aanwijzingen dat palingen in aanraking komen met scheepsschroeven en daardoor overlijden. Met een lager waterpeil gebeurt dit mogelijk steeds vaker. Ook is er kans op insluiting door de vele sluizen, stuwen, dammen die de paling tegenkomt. Vissers vangen soms schieralen van wel meer dan een meter. Men vermoedt dat dit zeer oude exemplaren zijn die hun leefgebied nooit zijn uitgekomen.

Nederlandse onderzoekers doen veel onderzoek naar de migratie van paling. Zo is bekend geworden dat in Oost-Groningen gemerkte palingen langs de kust van Nederland zwemmen en niet via Engeland gaan. Schieralen zijn vaak erg gemotiveerd en daarmee ook vindingrijk in het vinden van een route richting de zee. Ze blijven net zo lang zoeken tot ze verder kunnen trekken. Al dit zoekgedrag heeft echter wel tot gevolg dat ze mogelijk nooit, te laat in het seizoen of te zwak hun partner ontmoeten in de Sargassozee.

Ook de intrek van glasaal vanuit de zee naar een geschikte zoetwaterplek waar zij kunnen opgroeien tot rode aal is moeilijker geworden door de vele waterwerken langs de kust van Nederland. Toch wijst onderzoek bij de sluizen van IJmuiden uit dat er ook plekken zijn waar de glasaal goed kan doorzwemmen richting de boezems en polders. Om dat te onderzoeken plaatsten onderzoekers voor en achter de sluizen van IJmuiden gemerkte aaltjes. In het onderzoek werden de gemerkte glasalen in vrijwel gelijke verhouding teruggevangen langs het Noordzeekanaal tot wel 30 kilometer verderop. Dit duidt erop dat de kansen voor de glasalen die voor en achter de sluizen zijn uitgezet vrijwel gelijk waren. De barrièrewerking van de sluizen is niet dus minimaal. Het uitzetten van gemerkte glasalen maakten het ook mogelijk om een schatting te maken van de hoeveelheden intrekkende glasalen op het Noordzeekanaal, wat neerkwam op circa 10.000.000 glasalen.

Migratie van haaien en roggen

Roggen en haaien zwemmen vanuit zee niet de zoete wateren op, maar veel soorten leggen grote afstanden af tussen paaigronden en voedselgebieden. Een aantal soorten plant zich voort in kustgebieden. We weten nog te weinig over de migratieroutes van de soorten die in de Noordzee leven.

Recent onderzoek met gemerkte gevlekte gladde haaien laat zien dat de Voordelta (een stuk voor de kust van Zeeland en Zuid-Holland) in de zomer (van mei tot september) een belangrijk voedselgebied is voor deze soort. In de Oosterschelde worden geregeld volwassen vrouwtjes en pasgeboren haaitjes gevangen (kleiner dan 20 centimeter). Het is dan ook aannemelijk dat deze haaisoort haar jongen in het ondiepe, beschutte water van Oosterschelde ter wereld brengt. In het najaar en de winter zijn in Nederland gemerkte volwassen mannetjes en vrouwtjes van de gevlekte gladde haai teruggevangen in het Engelse kanaal en nog zuidelijker in de Golf van Biskaje. In de diepere geulen boven de Waddeneilanden vangen vissers regelmatig volwassen ruwe haaien. Men vermoedt daarom dat ook daar foerageer- en voortplantingsgebieden zijn, maar daar is nog geen onderzoek naar gedaan.

In de Oosterschelde komen in de zomer ook pijlstaartroggen voor. Dit is een zeer zeldzame soort in onze wateren waar we nog maar heel weinig van weten. De stekelrog is de meest algemeen voorkomende soort in de Noordzee. De delta van de Thames in Engeland is een belangrijke plek om de jongen te laten opgroeien. Volwassen dieren gebruiken de Nederlandse kustzone om te foerageren en eieren te leggen. Die eieren worden veel op onze stranden gevonden.

De weg naar de toekomst

Tot voor kort vond vismigratie tussen zoet en zout water in Nederlands alleen nog op grote schaal plaats via de Nieuwe Waterweg bij Rotterdam. Nu is dat anders en lopen er verschillende initiatieven met passend kierbeheer, sluisbeheer en vistrappen om de vismigratie in de Nederlandse Delta te stimuleren. Het is niet de verwachting dat kustverdedigingswerken op grote schaal zullen wijken voor de verbetering van vismigratie, maar toch lopen er steeds meer belangrijke projecten die de migratie sterk verbeteren. Zo gingen in 2018 de Haringvlietsluizen op een kier en moet de ‘vismigratierivier’ vanaf 2022 intrek van migrerende vissen van en naar het IJsselmeer en verder de IJssel op mogelijk maken.

Deze openingen in de verharde Nederlandse delta hebben potentieel veel waarde voor de grote soorten zoals de zalm, de zeeforel en de zeeprik, maar vooral ook voor de kleinere migrerende soorten zoals de glasaal, bot, spiering en de stekelbaars. Door de sterke stroming van enkele meters per seconde bij spuisluizen of harde barrières bij zeegemalen of sluizen zijn kleinere soorten niet goed in staat het zoete water te bereiken. Bij de haringvlietsluizen en de vismigratierivier stroomt er nu niet alleen zoet water in zee, er stroomt bij vloed ook zout water naar binnen. Dit geeft kleine soorten meer kans om met de stroom mee naar binnen te zwemmen. Dit soort projecten kunnen zodoende een grote bijdrage leveren aan het herstel van gezonde en veelzijdige trekvispopulaties.

De Noordzee staat aan de vooravond van ingrijpende veranderingen. Dit is het moment om met de juiste kennis duurzaam gebruik te waarborgen. Alleen dan kan met toename van menselijk gebruik de Noordzeenatuur zich ontwikkelen tot een gezonder ecosysteem. Zo kunnen we samen zorgen voor een gezonde Noordzee.