Meest gestelde vragen naar aanleiding van de vissersprotesten - Stichting De Noordzee

De laatste tijd waren vissers veel in het nieuws vanwege hun protest tegen een aantal maatregelen die de visserij raken: de ‘aanlandplicht’, beschermde zeegebieden op de Noordzee en de aanleg van windparken. Dit protest, en het opiniestuk dat Stichting De Noordzee (SDN) directeur Floris van Hest erover schreef, hebben een aantal reacties en vragen opgeroepen. Hieronder kunt u de antwoorden op de veelgestelde vragen vinden of u kunt de pdf-versie downloaden.

De aanlandplicht

Vraag 1: Wat is de aanlandplicht?

De aanlandplicht is een Europese maatregel die is ingevoerd bij de herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) in 2013. De maatregel houdt in dat de vangst van vissoorten waarvoor een vangstbeperking geldt (bijvoorbeeld een quotum) aangevoerd moet worden en in mindering moet worden gebracht van het quotum. Ongewenste bijvangst mag dus niet meer overboord gezet worden. De maatregel geldt niet voor soorten waarvoor geen vangstbeperking geldt (bv. poon, mul, garnalen), of soorten die op de verbodensoorten lijst staat, zoals bepaalde beschermde haaisoorten. De maatregel wordt stapsgewijs ingevoerd; elk jaar vallen er meer soorten onder de aanlandplicht totdat de plicht in 2019 volledig is ingevoerd. De aanlandplicht is ingesteld om het bijvangstprobleem aan te pakken.

Vraag 2: Wat zijn bijvangst en discards?

Bijvangst is het deel van de vangst waar de visser niet gericht op vist maar dat tijdens het vissen op de doelsoort wordt bijgevangen. Zo vangt een tongvisser bijvoorbeeld schol en schar bij. In de praktijk wordt een deel van deze bijvangst na het sorteren van de vangst overboord gezet. Dit deel van de bijvangst noemt men “discards”. Het teruggooien van bijvangst gebeurt om verschillende redenen, bijvoorbeeld omdat de vis geen of weinig marktwaarde heeft, omdat deze onder de wettelijke aanvoermaat is (“ondermaatse vis”), of omdat de visser geen quotum (meer) heeft voor de betreffende soort. Het grootste deel van de discards overleeft dit niet (Van Marlen 2016). Zie ook ‘Reactie 1’, verderop.  

Vraag 3: Waarom is bijvangst een probleem en om hoeveel gaat het?

Bijvangst is in eerste instantie een probleem omdat het leidt tot voedselverspilling. Per jaar wordt er op de Noordzee tussen de 140 000 en 220 000 ton vis overboord gezet (Quirijns et al. 2014). Deze schattingen gaan alleen over commerciële vissoorten, dus bijvangst van zeesterren, krabben en andere bodemdieren is hier niet in meegenomen. In 2050 zullen er ruim 9 miljard mensen gevoed moeten worden en vis zal ook dan een essentiële bijdrage moeten leveren aan de eiwitvoorziening (UNEP 2016). Deze verspilling van eiwitten kunnen we ons dus simpelweg niet permitteren.

De Nederlandse visserij heeft een van de hoogste bijvangstpercentages van Europa (Quirijns et al. 2014). De hoeveelheid bijvangst verschilt sterk per visserijtype maar kan hoog oplopen. In de fijnmazige sleepnetvisserij op tong bijvoorbeeld wordt bijna driekwart van de vangst teruggegooid (Van der Reijden 2014). 

Bijvangst is ook een probleem van inefficiëntie: een groot deel van de bijvangst bestaat namelijk uit jonge vis. De jonge vis die overboord gezet wordt en sterft krijgt geen kans om door te groeien tot een volwassen marktwaardige vis, en ook niet om zich voort te planten. Door jonge vis niet meer op te vangen en door te laten groeien zouden er op termijn grotere vangsten gerealiseerd kunnen worden. Kortom, zonder bijvangst maken we efficiënter gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

Ook is bijvangst een probleem omdat het goed beheer van kwetsbare vissoorten en overbeviste visbestanden bemoeilijkt. Zie voor verdere uitleg vraag 5. 

Vraag 4: Waarom is Stichting De Noordzee vóór de aanlandplicht?

SDN pleit voor een sterke vermindering van de verspilling die bijvangst met zich meebrengt en beschouwt de aanlandplicht als een geschikte maatregel om dit te bereiken. Het doel van de aanlandplicht is dat vissers selectiever gaan vissen zodat ze alleen díe vis vangen die ze willen en kunnen verkopen. De verplichting om ongewenste bijvangst aan te landen gaat vissers in eerste instantie geld kosten, onder andere door de extra verwerkingstijd en opslagruimte aan boord, maar ook doordat de bijvangst van het quotum wordt afgetrokken. Deze kostenpost kunnen vissers verkleinen door hun vismethoden aan te passen en selectiever te gaan vissen met minder bijvangst. Doordat de aanlandplicht de rekening van bijvangst neerlegt bij de visser, stimuleert de aanlandplicht innovatie en gedragsverandering. Op de langere termijn zou de vermindering van bijvangst de visserijsector overigens economische voordelen kunnen opleveren door een voorziene toename in de visbestanden en de vangstmogelijkheden (Buisman et al. 2011). 

Om de bijvangst drastisch te reduceren is innovatie essentieel. Op dit moment zijn de vangsten goed en wordt er weer geld verdiend in de Nederlandse platvisvisserij. Hierdoor bestaat er ruimte voor innovatie. Bovendien komt Europa vissers tegemoet met innovatiesubsidies om oplossingen te zoeken voor het bijvangstprobleem.  

Behalve de aanlandplicht kunnen er ook andere middelen worden ingezet om bijvangst te voorkomen, zoals voorschriften op het gebied van vismethodes of tijdelijke sluiting van gebieden met veel jonge vis. 

 

Kritiek en zorgen van vissers

In de media komt een aantal bezwaren naar voren die vissers tegen de aanlandplicht hebben. Hieronder gaan we op de belangrijkste van deze bezwaren in.

Reactie 1: “Geef babyvisjes een tweede kans” is een van de leuzen van de actiegroep Eendracht Maakt Kracht (EMK). Volgens de protesterende vissers overleeft het grootste deel van de teruggezette vis terwijl aangelande bijvangst vernietigd wordt. 

Volgens veel vissers is het terugzetten van bijvangst geen probleem. Zij menen dat het overgrote deel van deze vissen het overleven. Echter, uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het percentage discards dat overleeft erg varieert, afhankelijk van de soort, de vismethode en allerlei niet te controleren omstandigheden (zoals het seizoen en het weer) (Van Marlen 2016). Bijvoorbeeld voor schol, een belangrijke bijvangstsoort in de Nederlandse tongvisserij, varieert de overleving tussen de 4% en 28% bij een standaard trekduur van ongeveer twee uur (Van Marlen 2016). De grootste overlevingskansen komen alleen onder de meest gunstige omstandigheden voor, en het is maar de vraag hoe vaak deze in de praktijk optreden. Overigens is in de studie die hier wordt aangehaald geen rekening gehouden met sterfte die optreedt als gevolg van een verhoogde kans op predatie (door bijvoorbeeld meeuwen) na het terugzetten van de bijvangst. In de praktijk is de overlevingskans van discards dus waarschijnlijk lager. De beste manier om jonge vis te laten overleven is volgens SDN daarom om deze in de eerste plaats niet op te vissen door selectiever te gaan vissen. De aanlandplicht biedt overigens ruimte voor uitzonderingen op basis van een hoge overleving. Dat wil zeggen dat een visser bijvangst niet hoeft aan te landen als wetenschappelijk aangetoond kan worden dat deze een hoge overlevingskans heeft. Naar overleving – en manieren om overleving te vergroten – wordt daarom nu veel onderzoek gedaan. 

Tot slot, de ondermaatse bijvangst hoeft niet vernietigd te worden. Deze jonge vis mag niet voor directe menselijke consumptie gebruikt worden, maar mag wel verwerkt worden in voedingssupplementen, farmaceutica, visolie en veevoeder.

Reactie 2: Het aanlanden van bijvangst haalt de vis uit de voedselketen met schadelijke effecten voor andere dieren, zoals vogels en zeehonden.

SDN vindt dit een gezocht argument: het is een merkwaardig idee dat het de rol van vissers zou zijn om meeuwen en zeehonden van voedsel te voorzien. De populaties die nu profiteren van de teruggegooide bijvangst kunnen mogelijk wat teruglopen, maar zullen niet zomaar instorten. Het gaat hier bovendien om een beperkt aantal soorten – met name zilvermeeuwen, Jan van Genten en stormvogels. Het doel van de aanlandplicht is uiteindelijk om voedsel in zee te houden in plaats van te verspillen.

Reactie 3: Vissen zonder bijvangst is onmogelijk.

SDN erkent dat het in sommige takken van de visserij moeilijker is om bijvangsten te verminderen dan in andere. Platvissen zwemmen niet zoals haringen en makrelen in scholen, maar leven als individuen door andere soorten heen. Toch is dit geen argument om dan maar niks te doen. Ook in visserijen met extreem hoge bijvangsten kan er wat gedaan worden om de bijvangst te verminderen. Bijvangst in de tongvisserij bijvoorbeeld kan verminderd worden door met grotere mazen te vissen. Het gevolg hiervan is wel dat er minder sliptong (kleine tong) wordt gevangen; en dit is juist het kostbaarste deel van de vangst voor de Nederlandse tongvissers. Andere mogelijkheden zijn ontsnappingspanelen of het vermijden van gebieden waar veel jonge vis zwemt. SDN gelooft dat er nog veel onbenutte ruimte is voor experiment en innovatie. Om te zorgen dat deze ruimte maximaal wordt benut is het belangrijk dat er fondsen en andere ondersteunende voorzieningen voor innovatie beschikbaar zijn. 

Innovatie gericht op selectiever vissen met minder bijvangst moet volgens SDN het speerpunt zijn in het aanpakken van het bijvangstprobleem. Daarnaast is het van belang dat de bijvangst optimaal benut wordt. Het bijvangstprobleem ontstaat deels in de markt: omdat er voor sommige typische bijvangstsoorten zoals schar weinig of geen vraag of prijs is worden vissers gedreven deze bijvangst overboord te zetten. SDN pleit voor het creëren voor betere afzetmogelijkheden en marktkansen voor dit soort bijvangst.  

Reactie 4: Als de aanlandplicht wordt ingevoerd gaat de visserij ten onder. 

Om aan de aanlandplicht te voldoen en ongewenste bijvangsten te verminderen zullen vissers op de korte termijn moeten investeren in het ontwikkelen van selectievere vismethoden. Op deze manier kunnen ze de kosten die gepaard gaan met het verwerken en aanlanden van de huidige bijvangsten beperken. Gelukkig is er voor deze investering op dit moment ruimte: Na jaren van soberheid wordt er weer goed geld verdiend in de Nederlandse visserijsector (Agrimatie, 1 april 2016). Op termijn zal deze investering ook voor de sector gaan renderen: Omdat er meer jonge vis in zee blijft en kan doorgroeien kan er in de toekomst meer gevangen worden. In een wetenschappelijke studie van het LEI en IMARES wordt geschat dat 20% bijvangstreductie van schol de sector (voor kotters boven de 1500 pk) op termijn jaarlijks 2 miljoen euro kan opleveren. Bij een reductie van 100% loopt dit op tot 25 miljoen (Buisman et al. 2011). 

Reactie 5: Het gaat hartstikke goed met de Noordzee. De aanlandplicht is niet nodig voor bestandsbeheer. 

Door beter Europees visserijbeheer (dat onder andere tot stand is gekomen onder druk van milieu-organisaties) gaat het met een aantal commerciële visbestanden inderdaad goed. Er zijn echter ook soorten die nog onder druk staan of waar we niet genoeg van weten om er iets over te kunnen zeggen. Denk aan kwetsbare soorten zoals haaien en roggen, maar ook aan commerciële vissoorten zoals de zeebaars. Overbevissing van het zeebaarsbestand wordt voor een groot deel veroorzaakt door bijvangst in andere visserijen en kan dus alleen tegengegaan worden als er een effectieve aanpak van dit bijvangstprobleem is. De aanlandplicht kan hier een rol in spelen. Ook voor de visbestanden waar het nu goed mee gaat is er ruimte voor groei als de bijvangst teruggebracht kan worden; omdat jonge vis de kans krijgt om door te groeien en zich voort te planten kan er op termijn meer gevangen worden. Dit is ook in het voordeel van de vissers. 

Een ander gunstig effect van de aanlandplicht is dat er betere vangstgegevens beschikbaar komen. Deze gegevens worden gebruikt door visserijbiologen om te schatten hoeveel vis er in zee zwemt en jaarlijks weggevist kan worden.  Het is nu erg moeilijk om goed te bepalen wat er werkelijk wordt gevangen en sterft aan de gevolgen van visserij, omdat een deel van de vangst over boord wordt gezet op zee. Onder de aanlandplicht krijgen we een beter beeld van wat er wordt gevangen. Dit komt dus indirect ten goede aan visserijbeheer.  

Reactie 6: De Brexit is een veel groter probleem dan de bijvangst voor een duurzame visserij. We moeten geen tijd en energie verspillen aan andere zaken zolang de Brexit niet goed geregeld is.

Het besluit dat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie gaat verlaten heeft tot veel consternatie geleid in de Nederlandse visserij. Verschillende essentiële afspraken die nu via de EU geregeld zijn moeten opnieuw onderhandeld worden. Zo vissen er veel Nederlandse vissers in het Britse deel van de Noordzee, worden er onderling veel quota geruild en varen er een aantal Nederlanders onder Britse vlag. Het opnieuw onderhandelen van deze afspraken gaat veel tijd en energie kosten. Volgens sommigen is dit proces zo belangrijk dat het prioriteit moet krijgen boven het invoeren van de aanlandplicht. Volgens deze redenering kan de aanlandplicht beter uitgesteld worden. Hier is SDN het niet mee eens.

Het feit dat de Brexit in goede banen geleid moet worden betekent niet dat alle andere maatregelen dan maar overboord gezet moeten worden. Brexit en de aanlandplicht staan los van elkaar. Het tumult dat Brexit heeft veroorzaakt in de visserijwereld laat vooral zien hoe belangrijk een gemeenschappelijk visserijbeleid is en waarom duidelijke afspraken tussen vissende landen ertoe doen. 

 

Beschermde gebieden

Vraag 5: Hoeveel van de Noordzee is beschermd en hoe kan het dat Stichting De Noordzee en vissers hierover van mening verschillen?

Het beschermen van gebieden op de Noordzee is van belang voor verschillende soorten vissen, bodemdieren, vogels en zeezoogdieren. SDN richt zich naast het beheer van vissoorten vooral op het beschermen van bodemdieren, zoals schelpdieren.  Schelpenbanken bieden een leefgebied en voedselbron voor andere soorten en spelen dus een belangrijke rol in het Noordzee ecosysteem. Voor instandhouding én herstel van dit soort rif-achtige structuren is het van belang dat de bodem met rust gelaten wordt. De verwarring die over beschermde gebieden bestaat komt vooral doordat er in verschillende gebieden verschillende gradaties van bescherming bestaan. Op dit moment is maar 0,35% van de Noordzee volledig beschermd1. Het grootste deel van de beschermde gebieden die vissers aanhalen bestaat slechts op papier. Deze gebieden zijn weliswaar aangewezen als Natura 2000 gebieden (een netwerk van beschermde gebieden in de EU), maar hier mag nog steeds worden gevist. Bovendien zijn sommige gebieden alleen voor bepaalde typen visserij gesloten. Een goed voorbeeld van een gebied waarover nu verwarring bestaat is de Doggersbank. Volgens de planning zal 1/3 van dit gebied binnenkort gesloten worden voor de meeste vormen van bodemberoerende visserij. Dit betekent dat er dan in 2/3 van het gebied nog wél met alle vistuigen gevist mag worden. Bovendien mag in het beschermde gedeelte (1/3) nog wel gevist worden met bodemzegens (flyshoot tuig). In werkelijkheid wordt de bodem in de Doggersbank dus nergens echt met rust gelaten.

1. De 0,35% die volledig beschermd is bestaat uit de Voordelta, de Vlakte van de Raan en de Noordzeekustzone. (Bron: analyse van Stichting De Noordzee op basis van gegevens van Rijkswaterstaat, het Ministerie van Economische Zaken en het Noordzeeloket). 

Wind op zee

Vraag 6: Waarom is Stichting De Noordzee voor windparken op zee? Zijn deze niet ook slecht voor de natuur? Blijft er nog wel genoeg ruimte over voor de vissers met al die windmolens?

Windparken op zee zijn nodig om de Nederlandse energievoorziening te verduurzamen en zo een bijdrage te leveren aan het aanpakken van het klimaatprobleem. De uitstoot van koolstofdioxide en klimaatverandering hebben ook een impact op het Noordzee ecosysteem2. Op land is de ruimte en daarmee het potentieel voor windenergie schaars, dus is het voor de hand liggend dat ruimte wordt gezocht op zee. Op dit moment wordt slechts 0,2% van het Nederlandse deel van de Noordzee in beslag genomen door windmolenparken. Er staat nu ook een aantal windmolenparken in de planning voor 2023 in het kader van het Energieakkoord, maar zelfs wanneer deze allemaal zijn gebouwd beslaan ze maar 2% van de Nederlandse Noordzee. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de duurzame energievoorziening in Nederland. Daarentegen neemt het bevisbare areaal op de Noordzee slechts met een paar procent af. Er blijft dus genoeg ruimte over om de visquota op te vangen.

Windparken op zee kunnen negatieve effecten hebben op natuurwaarden, bijvoorbeeld op vogels en bruinvissen. Om deze effecten te beperken gelden strenge voorschriften waaraan de windparken moeten voldoen bij de locatiekeuze, aanleg en exploitatie. Ook vindt voortdurend onderzoek plaats naar de impact van windparken op zee en maatregelen om deze impact te beperken. Windparken op zee hebben daarnaast ook positieve effecten op natuurwaarden. Door het uitblijven van bodemverstorende visserij ter plaatse kan de bodemnatuur herstellen. Daarnaast zorgt de introductie van harde structuren ervoor dat nieuw leefgebied ontstaat voor schelpdieren, anemonen en vissen zoals kabeljauw en zeebaars. Deze combinatie maakt dat windparken ook een aantrekkelijke locatie vormen voor schelpdierherstelprojecten. Stichting De Noordzee volgt de ontwikkeling van wind op zee met een positief-kritische blik en zet zich in voor het minimaliseren van de negatieve- en maximaliseren van de positieve effecten. Bovendien zullen gebieden die niet bevist mogen worden niet noodzakelijk nadelig zijn voor de visserij: deze gebieden bieden veilige opgroeimogelijkheden voor vis, en de vis kan gevangen worden wanneer de grote vis het gebied verlaat.

2. Een deel van de atmosferische koolstofdioxide wordt opgenomen door de zee, waar het leidt tot verzuring. De Noordzee wordt zuurder. Dit process blijkt zelfs sneller te gaan dan in de open oceaan. De effecten van verzuring op zeeleven zijn voor een groot deel nog onbekend. 

 

Visserij Algemeen

Vraag 7: Wordt de Noordzee leeggevist?

Nee, de Noordzee wordt niet leeggevist. Visserijdruk op de belangrijkste commerciële visbestanden is dankzij verbeterd Europees visserijbeheer sterk afgenomen en is voor veel bestanden op duurzaam niveau. Wel is overbevissing wereldwijd een zeer ernstig probleem; ongeveer 1/3 van de visbestanden wordt overbevist (UNEP 2016). Sommige gebieden en zeeën staan dus inderdaad zwaar onder druk. In de Noordzee is geleerd van de fouten in het verleden. Het is wel zo dat het met sommige soorten op de Noordzee nog steeds niet goed gaat, zoals de zeebaars en verschillende haaien- en roggensoorten. Voor deze soorten, die ook veel worden bijgevangen, bestaat nog geen goed beheer. Er zijn ook veel soorten waar geen goede bestandschatting voor bestaat en waar we dus niets over kunnen zeggen. 

Vraag 8: Is de Noordzeevisserij op dit moment duurzaam?

Dat hangt ervan af. Volgens SDN voldoet een duurzame visserij aan een aantal belangrijke criteria. Ten eerste worden de doel- en de bijvangstsoorten goed beheerd en op een duurzaam niveau bevist. Ten tweede wordt ongewenste bijvangst zo veel mogelijk voorkomen en brengt het vistuig geen schade toe aan natuurlijke leefgebieden. Beschermde gebieden horen volgens SDN ook bij een duurzame Noordzeevisserij. Tot slot heeft een duurzame visserij een effectief afvalverwerkingssysteem en brengt het geen plastic en andere synthetische of giftige stoffen in het zeemilieu, er wordt efficiënt gebruik gemaakt van brandstof. 

Zoals eerder al beschreven is gaat het wat betreft bestandsbeheer in het algemeen de goede kant op en staan steeds meer visbestanden in de Noordzee er goed voor. Wat betreft bijvangst en bodemimpacts zijn er sterke verschillen tussen visserijen. De zogenaamde “pelagische sector” vist op soorten die in scholen zwemmen, hoog in de waterkolom (bv. haring en makreel). Deze visserij heeft daarom van nature weinig ongewenste bijvangst en laat de zeebodem intact. In de platvis- en garnalenvisserij worden fijnmazige sleepnetten gebruikt die tot veel bijvangst kunnen leiden en de bodem beschadigen. Dit komt omdat platvissen en garnalen op de bodem leven en zich daar ingraven, en omdat ze door elkaar zwemmen in plaats van in scholen. Om te compenseren voor de schade die bodemvisserijen veroorzaken, zou volgens SDN 30% van de bodem beschermd moeten worden in grote aaneengesloten gebieden. Bovendien is verdere innovatie van vismethoden nodig om de hoge bijvangsten en de plasticvervuiling door netslijtage flink te verminderen. Wat betreft brandstofverbruik zijn er in de Nederlandse visserij de afgelopen jaren met de introductie van andere typen sleepnetten grote slagen gemaakt. Mede door de omschakeling naar andere sleepnetten is de uitstoot van CO2 per kg vis in de laatste twintig jaar afgenomen met ongeveer 60%, van 7,57 kg per kg vis in 1995 naar 3,24 kg per kg vis in 2014 (Agrimatie, 1 april 2016).

Vraag 9: Is SDN tegen de visserij?

Beslist niet. Duurzaam gevangen vis draagt bij aan de voedselvoorziening en is een gezonde bron van eiwitten. Nederland was vroeger een echte visserijnatie en de visserij heeft een rol gespeeld in het vormen van het Nederland van nu. Vissers gaan iedere week met gevaar voor eigen leven de zee op om vis op ons bord te krijgen. Het duurzame visserijbedrijf verdient onze waardering. Ook wij houden van een lekker visje op ons bord.

 

Bronnen

Buisman, F. C., Bakker, T., Bos, E. J., Kuhlman, J. W., & Poos, J. J. (2011). Effecten van een verbod op discards in de Nederlandse platvisvisserij. Den Haag: LEI Wageningen UR.

Quirijns, F.J., Pastoors, M.A., Uhlmann, S.S., Verkempynck, R. (2014). Discard Atlas of North Sea Fisheries. Wageningen: IMARES Wageningen UR.

Van der Reijden, K. J., Verkempynck, R., Nijman, R. R. et al. (2014). Discard self-sampling of Dutch bottom-trawl and seine fisheries in 2013. Den Haag: CVO.

Van Marlen, B., Molenaar, P., van der Reijden, K. J. et al. (2016). Overleving van discard platvis; vaststellen en verhogen. Wageningen: IMARES Wageningen UR.

UNEP (2016) Food Systems and Natural Resources. A Report of the Working Group on Food Systems of the International Resource Panel. Westhoek, H, Ingram J., Van Berkum, S., Özay, L., and Hajer M.

www.agrimatie.nl