Onderzoek op zee - Stichting De Noordzee

De radiowekker gaat om 5.15u af. Klaatu speelt het nummer ‘ A Routine Day’ op de wekkerradio. Maar voor mij vandaag niet. Vandaag vaar ik mee met het Rijksonderzoekschip de Luctor. We gaan de ondiepe kustzone van strand tot 6m. diepte bemonsteren. Als ik om 7.00u eindelijk het schip heb gevonden in het ingewikkelde sluizencomplex van IJmuiden, is de bemanning al klaar om te vertrekken. Ik word vriendelijk welkom geheten door schipper Kees, bootsman Lau en onderzoeker Bram. Het is prachtig weer en we varen naar de Noordelijkste van de vijf locaties. 

Het onderzoek tot dusver is zo voorspoedig verlopen dat we een dag voor liggen op het schema. Vanavond varen we door naar Den Helder. Dat wist ik nog niet, maar Wageningen Marine Research (de uitvoerder van het onderzoek) zorgt er voor dat ik aan het einde van de dag word teruggebracht naar IJmuiden. Op de locatie aan gekomen, gaat eerst de rubberboot overboord om de rest van het onderzoeksteam van het strand te halen. Vervolgens vissen we 5 min met een kleine fijnmazige boomkor. Al gelijk een stevige vangst met 1e jaars schol, zandspiering, haring, krabben en heel veel garnalen. Een beetje voorzichtig vanwege de mogelijke aanwezigheid van Pietermannen en ook wel een beetje vanwege de krabben, sorteren we de vangst uit. Student Maarten legt mij uit hoe we te werk gaan. 

Vervolgens worden de scholletjes en het enkele tongetje, na te zijn gewogen en gemeten, in zakjes in de diepvries gestopt. Alles wordt aangeland. De garnalen worden gemeten, terwijl de krabben en zeesterren enkel worden gedetermineerd en geteld. Alles moet snel gaan want ondertussen wordt alweer gevist op de volgende plek. Bram laat mij ondertussen met de echo ook nog een aantal scholen haringen zien, die onder het schip zwemmen. Helaas is het niet gelukt pelagisch te vissen, wegens materiaalproblemen. Later komen ook de vangsten van de rubberboot en van de trek langs het strand binnen. Veel zandspiering, maar ook zeenaalden, schar, rode poon, smelten, mul etc vangen we. De verscheidenheid vind ik best groot. Terecht wordt over dit gebed gesproken over de kinderkamer van de Noordzee (niet de kraamkamer, want de meeste vissen paaien elders). Maarten is wel een beetje teleurgesteld over de hoeveelheid tong, die we vangen. Eigenlijk ook nog vooral dwergtong, en die is niet zo interessant. Later nemen we ook bodemmonsters met een enorm zware zandhapper. Eerst wordt van zo een monster een hapje zand genomen om de korrelgrootte te kunnen bepalen en dan wordt het zand uitgespoeld over een fijne zeef om de benthos over te houden. Dit gaat vervolgens in de formaldehyde om op het lab verder te worden uitgezocht. Uit eerder onderzoek is gebleken dat korrelgrootte heel bepalend is voor het bodemleven in een bepaald gebied. 

Dit onderzoek vindt plaats in het kader van het convenant dat we als Stichting de Noordzee met een aantal maatschappelijke organisaties met Rijkswaterstaat hebben afgesloten over zand suppleties. Kustbescherming is belangrijk voor onze veiligheid, maar we hebben geen idee van de ecologische effecten. Terwijl de Noordzeekust voor een belangrijk deel de status van natuurgebied heeft. In plaats van ingewikkelde procedures te voeren om zandsuppleties tegen te houden, hebben we met een aantal natuurorganisaties in 2008/2009 besloten met RWS samen te werken in de vorm van een convenant. Wij worden vooraf gekend in de plekken waar zand gesuppleerd gaat worden en laten we weten waar mogelijk problemen zijn te verwachten en RWS voert een omvangrijk onderzoek programma uit om de ecologische effecten te onderzoeken (zie: www.natuurlijkveilig.nl). 

Maar zo een onderzoek is ook interessant voor onszelf als medewerker van Stichting de Noordzee. Met alleen rapporten en slideshows is de belangenbehartiging een stuk lastiger dan wanneer je echt meemaakt wat er gebeurt. Daarom vaar ik een dag mee en help zo goed mogelijk mee met de onderzoekers. Het onderzoek is breed van opzet. Wageningen Marine Research bemonstert 4 gebieden, verspreid langs de Nederlandse kust en 5 locaties per gebied om het voorkomen van vis en bodemleven op verschillende afstanden van het strand in kaart te brengen. Ook abiotische parameters worden meegenomen: temperatuur, zoutgehalte, doorzicht etc. Met deze informatie denken we te kunnen inschatten hoe het ecosysteem in dit ondiepe functioneert. Vervolgens moeten we onszelf de politieke vraag stellen of dit ook het soort ecosysteem is dat we wensen. Daarna moeten we de vraag beantwoorden hoe ernstig de effecten zijn van de verschillende vormen van zandsuppleties en of en hoe de omvang van negatieve effecten kunnen worden beperkt of zelfs positief kunnen worden gemaakt door aangepaste vormen van suppleren. Daarover zouden dan in 2020 besluiten kunnen worden genomen. Maar dat zijn zorgen voor later, eerst het onderzoek op zee uitvoeren en genieten van het technisch weer en de boeiende vangsten.

Hans Berkhuizen, projectleider zandsuppleties