Op 15 juni 2016 voer een bonte verzameling vissersschepen over de Theems naar het Britse Lagerhuis, met populist Nigel Farage voorop. Het was de laatste week voor het Brexit-referendum en de visserij werd door de ‘Vote Leave’-campagne opgevoerd als het schoolvoorbeeld van de oneerlijke verdeling tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. En nog steeds is de visserij een van de heikele onderwerpen waarover in de Brexit-onderhandelingen tot op het laatste moment wordt gesteggeld. Dit terwijl de visserij economisch minder dan 1 procent van de handel in de EU vertegenwoordigt.
De Britten praten stoer over ‘taking back control of our waters’ en het verjagen van alle buitenlandse schepen uit hun gebied, terwijl de EU-landen zich beroepen op afspraken over historische vangstrechten. In al dat verbale geweld raakt het belang van de natuur snel verloren. Maar zonder genoeg vis in de zee komt niemand eruit als een winnaar.
Dertig jaar stabiel beleid
De EU beheert al haar vis met een vaste verdeling van quota over de lidstaten. Deze afspraken werden begin jaren tachtig ingevoerd in het belang van de vis én de visserij. Tot die tijd bepaalden de landen zelf hoeveel ze wilden vangen. Dat veroorzaakte overbevissing, waardoor de populaties van veel vissoorten op instorten stonden. Door de invoering van het Europees visserijbeleid werden de landen wettelijk verplicht hun visserij terug te brengen tot een duurzaam niveau. En hierdoor begonnen de vispopulaties zich langzaam te herstellen.
Vanaf 1 januari 2021 loopt er plots een virtuele grens door de Noordzee en gelden de oude afspraken niet meer. Vissers uit de EU maken zich terecht zorgen of ze straks nog op hun vaste visgronden kunnen vissen. Ook natuurbeschermers houden hun hart vast, zij vrezen voor overbevissing en de gevolgen voor de natuur.
Cruciale afspraken ontbreken
De Britten moesten ineens hun eigen visserijwetgeving hebben, los van de EU. In Westminster is haastig een ‘fisheries bill’ aangenomen, die vanaf 1 januari 2021 de visvangst voor de Britse vissers moet regelen. Maar cruciale afspraken over de maximaal duurzame vangst ontbreken.
Als er nu geen afspraken over vangstverdelingen in de Brexit-deal met de EU komen te staan, belooft dat weinig goeds voor de duurzaamheid van de visvangst vanaf volgend jaar. Want we kennen de risico’s van onafhankelijke kuststaten die zelf hun quota bepalen. Zo hanteren IJsland en Rusland al jaren hun eigen – te hoge – quota voor het vissen op makreel. Zonder goede samenwerking is het streven naar duurzame visvangst slechts een streven.
Vissen kennen geen grenzen
De kern van het conflict tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk is dat veel vissen die van groot commercieel belang zijn voor onder andere de Franse, Deense en Nederlandse vissers worden gevangen in de territoriale wateren van de Britten. Maar voor de vissen zelf spelen dergelijke grenzen natuurlijk geen rol.
Dit blijkt bijvoorbeeld uit het levenspad van de makreel. Volwassen makreel is goed te vangen ten noordwesten van Schotland. Jaarlijks worden daar vele duizenden tonnen makreel opgevist. Maar jonge makreel zit juist in de Atlantische Oceaan ten westen van Ierland, waar ze opgroeien voor ze naar Schotland migreren. Dat betekent dus dat de Ierse (EU) wateren essentieel zijn om de vette vis bij de Britten te krijgen. Van wie is die makreel dan? Door de zee te behandelen als een taart waarvan iedereen puntjes kan afsnijden, wordt voorbijgegaan aan de realiteit van een levende zee die voortdurend verandert.
Het belang van een gezonde Noordzee voor alle partijen
Als we één ding geleerd hebben van dertig jaar Europees visserijbeleid is het dat duurzaam beheer in een toenmalig ernstig overbeviste zee als de Noordzee voor herstel kan zorgen. Juist op dit cruciale moment moeten de EU en het Verenigd Koninkrijk zich realiseren dat het verkrijgen en behouden van een gezonde Noordzee een wezenlijke voorwaarde is voor het voortbestaan en floreren van de visserijsector – aan beide kanten van de zee.