In beperkt comité kwam de Europese Raad van visserijministers dinsdag en woensdag samen in Brussel voor de jaarlijkse decemberraad om afspraken te maken over visquota voor 2021. Door COVID-19 en Brexit was zowel de vorm als agenda anders dan andere jaren. Desondanks zijn er vangstmogelijkheden afgesproken voor de eerste maanden van het nieuwe jaar, in afwachting van de resultaten van de onderhandeling met het Verenigd Koninkrijk. Stichting De Noordzee pleit ervoor dat de natuur niet ten koste mag gaan van economische belangen op de korte termijn wanneer de uiteindelijke afspraken voor de rest van 2021 zullen worden gemaakt.
EU-plan voor verdeling visbestanden na Brexit
De nog steeds voortdurende brexitonderhandeling hield de Europese Raad in haar greep. De EU deelt meer dan honderd visbestanden met het Verenigd Koninkrijk, maar zolang er geen brexitdeal is kunnen er geen afspraken over vangsten worden gemaakt met het Verenigd Koninkrijk.
Voor vissers was het belangrijk dat er een manier gevonden werd die hen toestaat op 1 januari aan het werk te gaan. Daarom is besloten om, voor nu, de afspraken die bestonden voor 2020 met drie maanden te verlengen. Dit betekent dat 25% van het 2020-quotum geldt als quotum voor het eerste kwartaal van 2021. Daarna zal opnieuw worden onderhandeld om het definitieve quotum voor heel 2021 vast te stellen. Voor makreel, blauwe wijting en horsmakreel, belangrijke soorten voor Nederland, is afgesproken dat al 65% mag worden gevangen, omdat hun vangsten vooral in de eerste maanden van het jaar plaatsvinden en de soorten daarna wegtrekken uit EU-wateren.
Minister Schouten pleitte in de onderhandelingen voor een verhoging boven de 25% voor alle soorten, om tegemoet te komen aan de wensen van de Nederlandse vissers. De Eurocommissaris van Milieu, Oceanen en Visserij, Virginijus Sinkevičius, ging niet mee in dit verzoek, tot opluchting van Stichting de Noordzee. Wij pleitten ervoor deze 25% niet te overschrijden, aangezien dit de beslissingen in maart meer kan compliceren.
Europese visquota en COVID-19
De meeste visquota zijn voor visbestanden die zijn gedeeld met het Verenigd Koninkrijk. Toch zijn ook afspraken gemaakt over quota van alleen de Europese Unie, met name in de Zuidwestelijke wateren en de Middellandse Zee. Voor die bestanden werden grote reducties in de quota voorgesteld, waar landen als Frankrijk en Spanje zich hard tegen verzetten. Dit leidde ertoe dat de onderhandelingen de hele nacht door gingen en er pas om half 8 in de ochtend een compromistekst lag.
Natuurlijk kwam COVID-19 ook ter sprake in de onderhandelingen. Minister Schouten pleitte voor meer flexibiliteit voor de sector, omdat vissers veel minder hebben kunnen vissen het afgelopen jaar. Omdat kennis ontbreekt over het effect van een dergelijke verhoging op de duurzaamheid van vangsten, en er geen wettelijke basis voor het verzoek geldt, kreeg dit verzoek geen gehoor bij de Europese Commissie. De huidige regel die Lidstaten toestaat om 10% onbenutte vangsten mee te nemen naar volgend jaar blijft wel staan.
Een onzekere toekomst voor vis en vissers
Met het nemen van voorlopige beslissingen voor het eerste kwartaal van 2021 is geregeld dat er gevist kan worden vanaf 1 januari. Maar het is nog volledig onbekend hoe het visserijbeheer in Noord-Europa in 2021 eruit zal zien. Pas als we weten hoe de realiteit met het Verenigd Koninkrijk er uit gaat zien, kunnen daar afspraken over gemaakt worden. Al eerder spraken wij de zorg uit dat hierin de ecologische belangen niet uitgeruild mogen worden tegen economisch belang op de korte termijn. Wanneer binnenkort vangstlimieten worden afgesproken met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen, is het dan ook cruciaal voor toekomstig gezamenlijk beheer van de Noordzee dat de afspraken het wetenschappelijk advies over duurzame vangsten volgen.