Een vogel van de Noordzee met een zwarte kop en rug, een witte buik en een onhandig loopje? Dat moet een zeekoet zijn. Zeekoeten lijken in meer dan alleen hun uiterlijk op pinguïns; aan land kunnen ze alleen rechtop staan en ze kunnen niet zo goed vliegen, maar het zijn wel geweldige duikers. Ze jagen tot wel 100 meter diep op haring, sprot en zandspiering. Daarbij gebruiken ze hun kleine vleugels als peddels en hun zwemvoeten als roer.
Broeden aan land
Zeekoeten leven het hele jaar op volle zee, behalve in de broedtijd. Dan komen ze bij elkaar in grote broedkolonies op smalle rotsricheltjes van afgelegen rotsen en kliffen, veilig voor vijanden vanaf land. Bij gevaar uit de lucht beschermen ze hun ei of jong door als soldaten in het gelid hun spitse snavels als bajonetten omhoog te steken.
Sprong in het diepe
Toch blijft het leven op zo’n klif voor een jonge zeekoet erg onveilig. Daarom wil het zodra het maar enigszins groot genoeg is naar open zee. Omdat het dan nog niet kan vliegen, springt het jong dan simpelweg op hoop van zegen de klif af om verder de zee op te zwemmen. Na dit avontuur blijft het jong een aantal maanden samen met zijn vader, die hem voert en leert jagen. Met tienduizenden komen ze jaarlijks op het Friese Front, een uniek, zeer voedselrijk gebied in de Nederlandse Noordzee.
Meer weten?
Stichting De Noordzee en de bescherming van natuurgebieden >
– Foto: Wouter Jan Strietman –